Beste zusters en broeders,
Vier weken op de kantelen.
Vier weken in weer en wind.
Vier weken turend in de verte.
Vier weken van volgehouden aandacht.
Opeens: een vaag vermoeden aan de horizon. Ogen worden uitgewreven, oren gespitst, middels omgord. Nu, onmiskenbaar: het geschal van trompet en bazuin. Het blije geroep van de torenwachters stort neer over de stad, klotst tegen de huizen omhoog, dringt binnen langs de portieken. “Zij jubelen eensgezind, want zij zien met eigen ogen hoe de HEER naar Sion terugkeert.”