Een kunstwerk van wereldformaat

Een kunstwerk van wereldformaat
Ignace D’hert o.p.

Het zou een geweldig jaar worden. Het gerestaureerde Lam Gods van de gebroeders Van Eyck keert terug naar de Sint Baafskerk te Gent. Na jaren zorgvuldige restauratie neemt het weer zijn oorspronkelijke plaats in. In alle toonaarden wordt de lof gezongen van het kunstwerk dat geldt als een topstuk van ons werelderfgoed.  Eén van de frequente commentaren heeft betrekking op het lam dat centraal staat in het middenste onderpaneel. "Heb je die ogen gezien? Hoe het ons aankijkt?" Gerestaureerd komt de expressie van de ogen inderdaad over alsof je persoonlijk  wordt geappelleerd.   

Wat een ontgoocheling dat een bezoek door corona niet kan doorgaan. Persoonlijk had ik niet zo’n overweldigende indruk overgehouden van het schilderij dat ik decennia eerder had aanschouwd.  De centrale plaats van het lam bovenop de altaartafel dat zijn bloed in de kelk laat vloeien ! Ik vond het een voorstelling die thuishoort in een premoderne geloofsvisie. Dat Jezus mens geworden is om door zijn leven, lijden en sterven, de hele mensheid met God te verzoenen vanaf Adam en Eva tot het einde der tijden ! Dat dit bovendien enkel kon geschieden door zijn bloed op het kruis vergoten: het ging er bij mij niet in, ofschoon het altijd is voorgesteld als wezenlijk horend tot het christelijk geloof. Het is maar één van de voorbeelden waardoor de christelijke geloofsbelijdenis voor velen als achterhaald overkomt. Wanneer ik mij bij hen aansluit betekent dit niet dat ik mezelf als ongelovig zou omschrijven. Eerder integendeel. Ik voel me wel binnen een traditie staan waar heel veel waardevols ligt opgeslagen dat echter dringend  vraagt om hertaling.  

Dominicus: kleine historiek 

De geloofsgemeenschap van het KUC (Katholiek Universitair Centrum), later  “Dominicus Gent”, is hierin de laatste veertig jaar – vanaf 1982 - voor mezelf en voor vele anderen een dragende kracht geweest. Verschillende elementen hebben een rol gespeeld in het tot stand komen van deze gemeenschap. Begin jaren 80 waren heel wat vroegere  kerkgangers op zoek naar een  verbinding tussen een nieuwe geloofsvisie en een duidelijk maatschappelijk engagement. Er was een kleine dominicaanse gemeenschap die sinds de jaren 50 een bescheiden aanwezigheid verzekerde aan de universiteit van Gent (het zogenaamde KUC). Een aanzienlijke groep geëngageerde leken vond er gelijkgezinden waarvan sommigen de inspiratie deelden van “Christenen voor het socialisme”. Bovendien voelden heel wat afgestudeerden zich niet langer thuis in de officiële kerk. Ze waren op zoek naar een plek waar kritisch denken geen obstakel vormde om zichzelf als gelovige te beschouwen. Integendeel, geloven en redelijkheid horen samen. Er leefde bovendien een min of meer uitgesproken irritatie over het beleid van Johannes Paulus II. 

Velen van deze kerkelijk thuisloos geworden twintigers en dertigers wilden de geloofsschat die ze hadden meegekregen niet zomaar laten vallen. Er was evenwel een complete transformatie nodig die het wezenlijke van die schat op een heel nieuwe manier zou verwoorden. De ontdekking van de bevrijdingstheologie was op dat moment een ware openbaring. De traditionele denkbeelden werden bedankt voor bewezen diensten. De focus verschoof naar de revolutionaire kracht die in de Bijbelse verhalen lag opgeslagen. Het was het geval met het Exodusverhaal in de Bijbel. Onze ogen gingen open voor de manier waarop mensen uit het Zuiden dit verhaal lazen en betrokken op hun eigen situatie. Dat oude boek gaat niet over een ver verleden. Het is onze situatie hier en nu, zo luidde het in de basisgemeenschappen van Latijns Amerika, Zuid Afrika, Sri Lanka, en nog zoveel plaatsen. Deze nieuwe inspiratie verspreidde zich wereldwijd. Gelovigen wisten zich aangesproken verantwoordelijkheid op te nemen. Geloven werd concreet in een levensstijl waarin maatschappelijke betrokkenheid en inzet centraal stonden.

Na de bevrijdingstheologie

De manier waarop de bevrijdingstheologie in de jaren 80/90 gefnuikt werd heeft veel onvrede teweeg gebracht. Deze tegenwerking gebeurde vaak op een autoritaire manier en uit allergie voor invloeden van marxistische inspiratie. De zogeheten “nieuwe missionering” waartoe werd opgeroepen ging gepaard met een doctrinair terugplooien op denkbeelden uit de scholastieke periode. De leegloop van de kerken was er een gevolg van. Traditie werd voorgehouden als onaantastbare geloofsschat die diende behouden te worden. Van theologen werd verwacht binnen de vroegere dogmatische lijnen te kleuren. De kerkelijke leiding geloofde een toekomst te zien in een opgepoetste herhaling van de preconciliaire kerk. Het revaloriseren van een aantal in onbruik geraakte devoties was een teken aan de wand. 

Ondertussen werd gezocht naar een geactualiseerde geloofstaal waar tegelijk nieuwe vormen van gemeenschapsleven konden ontluiken. Het was ook het geval voor “Dominicus Gent”. Deze gemeenschap situeert zich binnen de Rooms Katholieke kerk, maar ze gaat, geïnspireerd door de Dominicaanse inspiratie, haar eigen gang. Vrijheid van denken is vanzelfsprekend. Het komt onder meer tot uiting in nieuwe liturgische vormen die als inspirerend ervaren worden. Die vrijheid van denken hoeft niet bangelijk geheim te worden gehouden. Dit blijkt uit de thema’s die voor de zondagsvieringen gekozen worden.  

Op pelgrimstocht

Dit is ook het geval wanneer er voor gekozen wordt in een aantal vieringen het lam Gods centraal te stellen. De belangstelling die ten overvloede was gewekt voor het meesterwerk van de gebroeders Van Eyck liet ten slotte niemand onverschillig. De vraag luidde of mensen van deze tijd nog iets aan kunnen met beelden die uit een heel andere periode afkomstig zijn. 

“Dominicus Gent” nam deze vraag op. Gedurende drie vieringen zou men de uitdaging onder ogen zien. Het leverde verrassende resultaten op. De eerste viering richtte de focus op het paneel met de voorstelling van een groep mensen in sjofele kledij (althans voor de 15e eeuw), sommigen blootsvoets met een stok in de hand op weg richting lam Gods. Het roept het beeld op van de pelgrimage, waar we vandaag vertrouwd mee zijn. Niet iedereen is naar Compostella geweest, maar bekend zijn ook Umbrië waar mensen de geest van Franciscus hopen te ervaren of de Languedoc waar de Katharen destijds onrust veroorzaakten, of gewoon dichtbij huis op   plekken als Scherpenheuvel, Oostakker of Aardenburg. Het is de tocht die het hem doet. Het is het op weg zijn dat leert wat geloven is of kan zijn. 

Op die manier blijkt traditie openbaring te bewerkstelligen. Er leeft bij mensen een verlangen om in God te geloven. Maar wat of wie zoeken ze nu velen afscheid hebben genomen van een persoonlijke God ? Welke inhoud kan het begrip “God” nog hebben ? Velen voelen zich onwennig bij al die kwaliteiten die zo gemakkelijk bij het godsbegrip worden geplaatst. Dat hij onze naam geschreven heeft in de palm van zijn hand, dat hij een barmhartige vader is, dat hij geen mens vergeet, ons redt van de dood, en ga maar door. We kunnen eindeloos doorgaan met het bedenken van kwaliteiten die we graag aan dat bovenmenselijk wezen toekennen: vertrooster van de verdrukten, eindeloos geduldige herder, die niemand verloren laat gaan, enzovoort. Misschien is het resultaat van de pelgrimstocht dat we afstand nemen van die God in de hemel die we met alle mogelijke kwaliteiten omhangen. God hoort toch niet thuis in een andere ruimte waar we ook onze eigen eindbestemming situeren.  Is pelgrimage niet een oefening die ons leert te concentreren op wat zich hier en nu aan ons aandient. Dat we op weg zijn, met hoop en vertrouwen, ondanks de hobbels die ons parcours bemoeilijken. 

Als pelgrim ga je op weg naar een eindbestemming, maar onderweg leid je je leven doorheen alledaagse ontmoetingen, gesprekken, zorg voor geliefden of vreemden die zomaar langs komen. Wellicht leer je op die weg de openheid van geest die je klaar maakt voor een nieuw inzicht, een ontmoeting, een openbaring. De weg doorheen het leven is de plaats en de tijd waar we met elkaar onderweg zijn. We worden gedreven door een verlangen naar een dieper, voller mens zijn. Al gaande leren we ons toevertrouwen aan de weg. 

De pelgrim is bescheiden. Hij heeft besef van eigen kwetsbaarheid. Behoedzaamheid is aangewezen. Het is belangrijk niet meer dan de ene voet voor de ander te zetten. Nog is het doel van de tocht niet zichtbaar. De weg nodigt uit tot overgave aan wat ons overstijgt. 

Ridders en rechters

Een tweede viering concentreert zich op de panelen waarop ridders en rechters staan afgebeeld. Hun figuren roepen vandaag minstens evenveel vragen op als het geval was in de 15e eeuw. Ook zij bewegen zich in de richting van het lam.  De hoogdagen van de ridders zijn ten tijde van de geboeders Van Eyck reeds een tijdje achter de rug. Maar toch, de ontmoeting met het lam moet toch wel een schok betekenen voor de ridders die het kruis als versiering op hun schild dragen. Van het lam dat geslacht wordt weten we dat het stom staat voor zijn rechters. Het is volkomen schuldeloos, toch komt er geen klacht over zijn lippen. Het doet zijn mond niet open. Zelfs bloedend houdt het stand. Het is alsof het zijn bloed vrijwillig geeft. Zo kennen wij ook vandaag heel wat voorbeelden. Mensen die zich verzetten tegen onrecht. Ook dat hebben we geleerd van de bevrijdingstheologen. Zij vestigen  de aandacht op situaties waar mensen zonder vorm van proces gevangen worden gezet, gefolterd en vermoord. Het is belangrijk dat we blijvend de gedachtenis levend houden van de martelaren die zich aan de kant van de slachtoffers hebben geschaard. In de dominicaanse geschiedenis zijn er genoeg figuren die verdienen herdacht te worden omwille van hun inzet voor mensen zonder aanzien. 

Vanaf de tijd van Augustinus hebben theologen nagedacht over het al dan niet geoorloofd zijn van geweld.  Soms is geweld onvermijdelijk. Soms zelfs noodzakelijk. In een wereld waar goed en kwaad met elkaar verstrengeld zijn is dit geen eenvoudige kwestie. Thomas van Aquino heeft zoveel eeuwen later eveneens nagedacht over het belang van omzichtigheid in deze materie. Het gaat niet alleen om het “grote” geweld. Het gaat evenzeer om het geweld dat zich in eigen kring voordoet: huiselijk geweld, geweld op de werkvloer, pesterijen onder jongeren en volwassenen. Onze samenleving kent verdoken vormen van vijandsdenken, van een wij-zij catalogeren dat aanzet tot verdachtmaking. Hier ligt een uitdaging om te bouwen aan een cultuur van overleg. Niet van overheersing. Er werden methoden uitgewerkt die helpen agressie te beheersen, conflicten vreedzaam of geweldarm op te lossen. 

Ook het beeld van de rechters laat ons niet onberoerd. Als niet ingewijden kijken we met ontzag naar de mensen die niet alleen een bijzondere bevoegdheid krijgen toevertrouwd, maar die ook veel macht hebben. Althans zo stellen wij ons dat voor. De rechter beslist toch over het lot van anderen, weliswaar na woord en wederwoord te hebben aanhoord, maar ten slotte toch door een persoonlijk besluit. Het belang dat recht geschiedt kan moeilijk overschat worden. 

Dat wegneemt de zonden der wereld

Een derde viering gaat over de aanbidding van het lam. Het centrale gedeelte. Het “lam Gods  dat wegneemt de zonden der wereld”. Het vloeit vanzelf uit onze mond. Want zo zeggen we het ten overvloede. De uitdrukking roept heel wat vragen op. Om te beginnen het begrip “zonde”. Hier worden heel verschillende zaken onder verstaan. Van gewone overtredingen van kerkelijke spelregels tot zwaar menselijke fouten met ernstige consequenties. Ik omschrijf zonde even als het onvermogen je persoonlijke levensroeping op te nemen. Het onvermogen en eventueel de weigering je leven in handen te nemen. Het onvermogen te leven in vertrouwen. Vertrouwen in het leven, in de medemens. Dit zijn juist de situaties waar we Jezus aantreffen. Waar mensen voortdurend struikelen over hun onvermogen om te aanvaarden dat ze zijn wie ze zijn; om te aanvaarden dat ze iemand zijn, dat ze de moeite waard zijn. Jezus wil juist wie ontgoocheld zijn, wie zich mislukt voelt, moed inspreken. Hij wil hen overtuigen dat ze een bijdrage kunnen leveren ten bate van het algemeen belang. Jezus neemt de zonden niet weg. Dat kan hij niet. Maar Hij wil zondaars nabij zijn. En toch kan hij niets in hun plaats doen. De lammen staan op, de blinden zien, de doven horen: zij doen het zelf. 

Vaak horen we zwaarwichtige uitspraken die Jezus’ leven en lijden voorstellen als een overwinning op het kwaad in de wereld. Of dat hij door zijn verrijzenis de dood overwonnen heeft. Jezus neemt het kwaad uit de wereld niet weg. Hij neemt de zonde niet weg. Ook de dood niet. Maar hij is drager van een nieuwe wereld. En hij nodigt mensen uit daar in te geloven en daaraan mee te werken. "Uw geloof heeft u gered" zegt hij telkens weer wanneer hij een zieke mens geneest. Dat zeggen ons die ogen van het lam dat ons aankijkt. Hij gelooft dat mensen tot inzicht kunnen komen wat hun persoonlijke levensroeping is. Hij gelooft dat ze daaraan kunnen beantwoorden. Zij kunnen medespelers zijn in de nieuwe wereld die hij wil helpen gestalte geven. In het Aramees is het woord voor “lam” hetzelfde als dat voor “dienaar”. Jezus is dienaar van mensen. In die zin kan de symboliek van het lam Gods op Jezus worden toegepast. 

De uitdrukking "lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt", vind ik echter misleidend.  Alsof met een grote spons vol goede wil het kwaad kan worden uitgewist. Daar is niets van. Zonden worden niet weggenomen. Hooguit kunnen ze gedragen worden, niet weggenomen. Er zijn mensen die in staat zijn het kwaad te weerstaan en het zodoende zijn kracht te ontnemen. Bijvoorbeeld waar geweld niet met tegengeweld beantwoord wordt. Wellicht komt op die manier ruimte voor de nieuwe wereld die Jezus belichaamt. Zonde wordt ook soms omschreven als “het missen van de bedoeling”, zoals een pijl die afgeschoten wordt zijn doel kan missen, zo zijn er ook mensen die niet aan hun doel, hun levensdoel toekomen. Dat is zonde. Doodjammer. Maar een gemiste pijl is niet het einde van het leven. Het doel kan worden terug gevonden. Dat mogen we geloven. Daarop vertrouwen. Mensen kunnen alsnog hun ware levensroeping ontdekken en er zich aan overgeven. 

Zo begrijp ik ook het beeld van het lam dat zijn bloed vergiet in de beker die op de altaartafel staat. In de gedachtenisviering van het laatste avondmaal wordt gebeden dat Jezus de beker doorgeeft met de woorden "Dit is mijn bloed dat vergoten wordt tot vergeving van de zonden”. Niemand weet of Jezus die woorden ooit uitgesproken heeft. Ik vermoed dat die uitdrukking voor de meeste mensen compleet betekenisleeg is geworden. Het boed dat vergoten wordt is symbool voor het leven dat doorgegeven wordt. Het is juist Jezus’ bedoeling mensen te helpen hun persoonlijke levensroeping te vinden en in handen te nemen: de lammen staan op, de blinden zien, de tollenaars delen. Het lam draagt de nieuwe wereld doordat het de zonde de wereld helpt uitdragen. Dat is wat die indringende ogen van het lam bij ons toeschouwers willen bewerkstelligen. Hij kan alleen maar uitnodigen tot een bekering die van binnenuit gestalte krijgt.  

 

 

 

Blijf op de hoogte !

Blijf op de hoogte en meld u aan voor onze nieuwbrief !